Wilde zwijnen zijn in de schemering en 's nachts actief.
Het zijn alleseters, ze eten voornamelijk plantaardig voedsel
zoals eikels, kastanjes,knollen en groene plantendelen, maar ook dierlijk voedsel als aas, regenwormen, insecten
larven en knaagdieren. Er zijn meldingen dat ook hertenkalverten ten prooi vielen. Meestal wroeten ze met hun gevoelige snuit in de bosbodem. Door dit gewroet komt de minerale ondergrond vrij waardoor bepaalde zaden beter ontkiemen.
Wilde zwijnen leven in kleine groepen, "rotten" genaamd, bestaande uit vrouwtjes met hun jongen en één- en tweejarige zwijnen. Keilers leven daarentegen meestal solitair.
De paartijd (bronst, rauschtijd) duurt van september tot maart.
De biggen worden frislingen genoemd.