Vogeltrek
Vroeger wist men niets over de vogeltrek. Men dacht tot 1899 dat vogels in de winter gewoonweg ‘verdwenen’ door zich te verschansen in holen. Pas toen de Deen Mortensen een vogel ringde en volgde ontdekte men dat vogels niet verdwenen, maar met de noorderzon vertrokken. Vanaf dat moment is men de wereldwijde vogeltrek gaan onderzoeken. Jaarlijks worden wereldwijd honderdduizenden vogels geringd. Men weet nu wel veel over de trekroutes en verblijfsgebieden. Maar over hoe de vogels weten wanneer de trek begint weten onderzoekers bijzonder weinig. Ze vermoeden dat het te maken heeft met hormonen die in een bepaald seizoen een bepaalde stof afgeven. Deze stoffen zorgen er voor dat vogels afstanden van duizenden kilometers afleggen.
Wintergasten
Wintergasten zijn vogels die in de winter naar ons land toekomen om te overwinteren. De koolmees en de noordse stormvogel, maar ook de gaai en de pimpelmees zijn wintervogels. Deze vogels leven vooral van insecten die leven onder afgevallen bladeren in de tuin of het bos. Ze komen naar ons land omdat het in het noorden te koud voor ze is geworden. Ze overwinteren in ons land om in het voorjaar weer terug te vliegen naar het noorden. Daar gaan ze in het voorjaar broeden.
Zomergasten
Zomergasten komen in de zomer vanuit het zuiden om in ons land te broeden. Enkele zijn deKwartelkoning, de Wielewaal en Bosrietzanger.
Aan het begin van de winter verlaten ze ons land omdat het dan te koud wordt.